BTW

Geen uitzondering btw-verhoging logies voor groepsaccommodaties

Het overgangsrecht bij de btw-verhoging voor logies per 1 januari 2026 is ook van toepassing op bestaande contracten voor groepsaccommodaties. Het neutraliteitsbeginsel verbiedt om vergelijkbare diensten die onder dezelfde btw-post vallen verschillend te behandelen. Dit stelt staatssecretaris Van Oostenbruggen in reactie op een verzoek van de vaste commissie van Financiën. Aanleiding is het verzoek van de Stichting Groepsaccommodaties Nederland die had verzocht om groepsaccommodaties uit te zonderen van de btw-verhoging als de verhuurcontracten vóór 1 januari 2025 zijn afgesloten.

Groepsaccommodaties zijn naar de mening van de staatssecretaris te weinig onderscheidend van hoteldienstverlening. Bovendien zou een nieuwe fiscale definitie moeten worden geformuleerd. De staatssecretaris twijfelt aan de juridische houdbaarheid van een dergelijke definitie. Ook zou dit tot nieuwe afbakeningsproblematiek leiden en daarmee tot meer fiscale procedures en hogere uitvoeringslasten.

Geen terugwerkende kracht
Volgens de staatssecretaris is er geen sprake van een btw-verhoging met terugwerkende kracht, zoals de stichting stelt. Ongeacht het moment waarop een overeenkomst wordt gesloten, is de btw (en daarmee ook het toepasselijke btw-tarief) verschuldigd op het moment waarop de onderliggende prestatie wordt verricht, dan wel op het tijdstip waarop een vooruitbetaling op die prestatie plaatsvindt. Van eventuele terugwerkende kracht is daarom geen sprake. Om die reden zijn vooruitbetalingen in 2024 op een prestatie die pas in 2026 plaatsvindt nog belast naar het 9%-tarief. Maar een vooruitbetaling in 2025 op diezelfde prestatie is belast naar het 21%-tarief gelet op de overgangsregeling die sinds 1 januari jl. van toepassing is.