Medisch hulmiddel tegen huidproblemen belast met 21% btw
Een bv produceert en verkoopt huidverzorgingsmiddelen. Zij past daarbij het 9%-tarief toe. De inspecteur meent dat dit tarief niet op deze middelen van toepassing is en legt een btw-naheffingsaanslag op. De Hoge Raad oordeelt dat de EU-lidstaten het 9%-tarief selectief mogen toepassen, tenzij dit in strijd is met het neutraliteitsbeginsel. De Wet OB maakt onderscheid tussen geregistreerde geneesmiddelen (9%-tarief) en medische hulpmiddelen (21%-tarief). De huidverzorgingsproducten van de bv vallen in de categorie medische hulpmiddelen. Maar leidt dit onderscheid tot een inbreuk op het neutraliteitsbeginsel?
Om te beoordelen of het neutraliteitsbeginsel wordt geschonden, moet eerst worden vastgesteld of de verschillende producten soortgelijk zijn. Dat moet volgens de Hoge Raad worden beoordeeld vanuit het oogpunt van de gemiddeld geïnformeerde en gemiddeld oplettende consument. Voor deze consument moet het product uitwisselbaar zijn. Dat is het geval als de goederen vergelijkbaar zijn wat betreft hun eigenschappen en gebruik. Daarnaast moeten de verschillen de (aankoop)keuze van deze gemiddelde consument niet aanmerkelijk beïnvloeden. Als bij uitwisselbare producten het verschil in btw-tarief van invloed is op de keuze van de consument, dan leidt dat tot schending van het neutraliteitsbeginsel. Dit geldt ook wanneer de keuze van de consument tussen uitwisselbare producten wordt beïnvloed door verschil in toepasselijke regelgeving of (overheids)toezicht.
De Hoge Raad oordeelt dat aangenomen moet worden dat geregistreerde geneesmiddelen zozeer verschillen van medische hulpmiddelen, dat dit onderscheid van aanmerkelijke invloed is op de keuze van de consument. Het hof heeft daarom terecht geconcludeerd dat hierdoor de producten van de bv niet uitwisselbaar zijn met geregistreerde geneesmiddelen, ook niet als deze zonder recept verkrijgbaar zijn. Het neutraliteitsbeginsel is daarom niet geschonden. De btw-naheffingsaanslag is terecht opgelegd.